
XVI
El hombre es por natura la bestia paradójica,
un animal absurdo que necesita lógica.
Creó de nada un mundo y, su obra terminada,
«Ya estoy en el secreto -se dijo-, todo es nada.»
Antonio Machado
Man is by nature a paradoxical beast,
an absurd animal lacking in common sense.
He created a world out of nothing and, when his work was done,
“I’m in on the secret,” he told himself, “everything is nothing.”
Vertaling Paul Archer
De kunstenaar is een ‘artiest’, (een leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kunstenaar’ – voor het eerst aangetroffen in het jaar 1553 Wikiwoordenboek) – of zo als Etymonline een andere bron zegt:
One who cultivates one of the fine arts,” from French artiste (14c.), from Italian artista, from Medieval Latin artista, from Latin ars (see art).
En art wordt op deze site zo omschreven:
early 13c., “skill as a result of learning or practice,” from Old French art (10c.) and directly from Latin artem (nominative ars) “work of art; practical skill; a business, craft,” from PIE ar(ə)-ti- (source also of Sanskrit rtih “manner, mode;” Greek artizein “to prepare”), suffixed form of root ar- “to fit together.” Etymologically it is akin to Latin arma “weapons”.
Bron: https://www.etymonline.com/word/art#etymonline_v_17037
In een woordenboek Mittelhochdeutsches Taschenwörterbuch is te vinden onder art:
Ackerbau sowie dessen Erträgnis, Land, Herkunft, Abkunft, angeborne Eigentümlichkeit, Natur, Beschaffenheit, art als Kunst (lat. Artem).
Bron: Lexer, Matthias, Mittelhochdeutsches Taschenwörterbuch.Mit den Nachträgen von Ulrich Pretzel, Stuttgart 1992 (S. Hirzel), pag. 7-8

Opvallend vind ik de tegenstelling in het middeleeuwse Duits tussen aan de ene kant het land, afkomst, herkomst, iets wat je hebt meegekregen en aan de andere kant het ‘gemaakte’, ontworpene, het kunstige, kunstvaardige.
In de kunstenaar komt het talent en het vaardige, zijn handwerk, samen. Zonder talent niet veel kunstzinnigs, zou je kunnen concluderen. Het talent is de basis voor het uitoefenen van het werk als kunstenaar. Dat werk kan natuurlijk bestaan in veel vormen van expressie, maar ik concentreer me hier even op het handwerk van de schilder en beeldhouwer. Eeuwenlang stonden kunstenaars in dienst van de kerk, de staat en kapitaalkrachtige particulieren die met de verworven kunstwerken hun status konden showen. Beroemd zijn de fresco’s van Giotto, Fra Angelico, de schilderingen van Leonardo da Vinci, Michel Angelo en Rafael. Allemaal in dienst van de verfraaiing van kerkgebouwen en ter ondersteuning van het religieuze erfgoed. Met de toename aan kapitaal onder de stedelingen zien we kunstenaars die vooral van mecenassen en kooplieden afhankelijk worden: Rembrandt, Hals, Vermeer om er maar enkele te noemen. Met Caspar David Friedrich worden de eerste stappen gezet om het landschap zelf als thema centraal te stellen en niet meer de mensen in het landschap of het landschap enkel als achtergrond. In andere landen zoals China en Japan is de verbeelding van het landschap als landschap veel langer praktijk.
Interessant is de ontwikkeling van en de kijk op het kunstenaarschap en de kunstenaar zelf. Zo stelt Anne Brannys in Eine Enzyklopädie des Zarten
Charles Baudelaire führt den Begriff des Flüchtigen mit seinem berühmten Aufsatz Le Peintre de la vie moderne (1863) ein:
“La modernité, c’est le transitoire, le fugitif, le contingent. La moitié de l’art, dont l’autre moité est l’éternel et l’immuable.” (“De moderniteit is het vergankelijke, het voortvluchtige, het contingente. De helft van de kunst, waarvan de andere helft het eeuwige en het onveranderlijke is.”)
und beschreibt die Anforderungen an einen neuen Typus des Künstlers:
[…] il va, il court, il cherche. Que cherche-t-il? À coup sûr, et homme […].ce solitaire doué d’une imagination ative, toujours voyageant à travers le grand désert d’hommes, a un but plus élevé que celui d’un pur flâneur, un but plus général, autre que le plaisir fugitive de la circonstances. Il cherche ce quelque chose qu’on nous permettra d’appeler la modernité.
(Charles Baudelaire: Le Peintre de la vie moderne. Paris 1976. S. 695.0([…] hij gaat, hij rent, hij zoekt. Waar is hij naar op zoek? Zeker, en de mens (…) deze eenzame begaafde met een creatieve verbeeldingskracht, die altijd door de grote woestijn van mensen reist, heeft een hoger doel dan dat van een pure flaneur, een algemener doel, anders dan het vluchtige plezier van de omstandigheden. Hij is op zoek naar iets dat we moderniteit mogen noemen.)
Bron:
Anne Brannys, Eine Enzyklopädie des Zarten, Frankfurt am Main 2017 (Frankfurter Verlagsanstalt)

Maar wat is die moderniteit dan als we deze woorden van Baudelaire serieus nemen? Wat zoekt de kunstenaar werkelijk en is hij wel op zoek? En doet de persoon van de kunstenaar er ook toe – zijn talent, zijn vindingrijkheid, zijn creativiteit, zijn impulsiviteit, zijn karakter etc. etc. Welke rol speelt dat alles naast de voortdurend veranderende maatschappelijke omstandigheden?
Het begrip moderniteit ‘an sich’ zegt voor mijn gevoel niet zo veel, zeker als de invulling ervan ontbreekt en als niet wordt aangegeven wat er dan zo nieuw is ten opzichte van wat er al was. Het vluchtige, onbestemde, vliedende, steeds sneller wordende leven, is dat het kenmerk van de moderniteit en moet de kunstenaar zich daar aan aanpassen, of kan hij niet anders dan meedoen in deze stroom van gebeurtenissen? Zijn de gekozen thema’s in zijn werk daarvan het resultaat? Zijn werkwijze, zijn methodes, zijn vormen die hij kiest om zich uit te drukken? En ook de persoon en de rol van de kunstenaar zelf, zijn status, zijn positie in de maatschappij, is dat modern zoals deze nu wordt gezien en geapprecieerd?
In het oude Japan en China had de kunstenaar niet de status die een kunstenaar in de Westerse wereld nu geniet. Niet het bestaan van een bohemien in Parijs in 19e en 20e eeuw, met alle toeschrijvingen aan de kunstenaar als een bijzonder type, zowel in positieve als negatieve zin. De kunstenaar die het hoogst in aanzien stond in China en Japan was degene die het meest volmaakt in staat was de mystieke en religieuze dimensie van het landschap over te brengen op de toeschouwer: het landschap werd daarmee ook een vorm van meditatie – een verbeelding van een relatie, een present stellen van het goddelijke in het landschap, het mysterie, de mystieke kern ervan. Het landschap dat als landschap verwijzing is. De rol van de kunstenaar en zijn talent wordt afgemeten aan die prestatie. De persoon zelf staat helemaal in dienst van zijn opdracht. De status die een hedendaagse beroemd kunstenaar heeft in onze wereld, met dito prijzen voor zijn werk, is in de ogen van die tijd volslagen absurd.
Werk en persoon hangen samen: het innerlijk van de kunstenaar speelt een rol en zijn werken moeten van die oprechtheid getuigen om het goddelijke in het landschap te verbeelden, want dat is de opdracht. Het landschap is bezield en alles in dit landschap is uitnodiging om een verbinding hiermee aan te gaan.

Hoe dit Chinese denken achter de verbeelding van het landschap tot uiting komt wordt ook in dit citaat duidelijk:
Een oude adept zei: “Wanneer echter een verkeerde man de goede middelen gebruikt, dan werkt het goede middel verkeerd.” Deze Chinese spreuk, die helaas maar al te waar is, staat in felle tegenstelling tot ons geloof aan de goede methode afgezien van de mens, die haar toepast. In werkelijkheid hangt in deze dingen alles van de mens af en weinig of niets van de methode. De methode is immers slechts de weg en de richting, die iemand inslaat, waarbij het hoe van zijn handeling de getrouwe uitdrukking van zijn wezen is. Is dat niet het geval, dan is een methode niet anders dan een gemaaktheid, kunstmatig aangeleerd, zonder wortel en sappen, het onwettige doel van de zelfversluiering dienend, een middel om zichzelf te bedriegen en om te ontkomen aan de misschien onbarmhartige wet van het eigen wezen.
Met de uit de eigen aard voortvloeiende mentaliteit van de aan zichzelf getrouwe Chinese gedachtenwereld heeft dit totaal niets te maken; het is integendeel een afstand doen van het eigen wezen, zelfverraad aan vreemde en onreine goden, een laffe truc om zich geestelijk overwicht aan te matigen, wat alles ten zeerste in strijd is met de zin van de Chinese ‘methode’. Want deze inzichten zijn aan het volste, echtste en trouwste leven ontsproten: aan dat oeroude, uit de diepste instincten logisch en in onverbrekelijke samenhang gegroeide Chinese cultuurleven, dat ons in alle opzichten ver ligt en onnavolgbaar is.
Bron: https://www.geestkunde.net/uittreksels/wilhelm-jung-geheim-gouden-bloem.html
Strikt genomen en met een kritische blik op het heden is veel ‘kunst’ fragwürdig – wat wordt hier gepresenteerd? Wat staat op de voorgrond? Werken om indruk te maken op de toeschouwer zodat de glans ervan afstraalt op de persoon van de kunstenaar en zijn beurs? Maar zit er diepte in het werk, word je uitgenodigd om te mediteren dieper in jezelf te kijken, stil te staan bij de mystieke dimensie van het bestaan? Of is alles plat, eendimensionaal, zonder ziel, zonder bezieling, raakt het je niet omdat het je niet kan raken door de platheid van het werk? De psycholoog Jung had daar in de vorige eeuw ook al een hard oordeel over. Hij zegt:
Zowel toen als nu overheerste het chaotische, de platheid, de opgeschroefdheid, de slechte smaak en de innerlijke onrust. Zowel toen als nu was het continent van de geest overstroomd, zodat slechts afzonderlijke bergtoppen als evenzovele eilanden uit het onbestemd golvende omhoog staken. Zowel toen als nu stonden alle geestelijke dwaalwegen open en ging het de valse profeten goed. – C.G. Jung
Bron: https://www.geestkunde.net/uittreksels/index.shtml#anker2

Valse profeten zijn er heden in overvloed. Niet alleen in de politiek – spelend voor verlosser, voor nieuwe messias, voor panacee voor alle problemen. Een verzameling leugens gepresenteerd door bendes leugenaars. Ook in de wereld van de kunst(en) overheerst te vaak het geld, de mammon. Daarom vind ik persoonlijk bescheidenheid een kwaliteit voor een kunstenaar, iemand die zijn werk wil laten spreken en niet zijn ego. En als dat klopt is zijn werk ook sprekend. Als de innerlijke mens overeenkomt met het werk dat hij uitdrukt.
Het aantal thema’s dat een kunstenaar kan gebruiken, kan zoeken, kan verbeelden is eindeloos. Niet alleen de methodes en vormen die hij kiest maar ook zijn levenshouding is daarvoor in mijn ogen van belang. En zoals de dichter Machado stelt: naakt kwamen we ter wereld, naakt verlaten wij haar:
XXXVI
Fe empirista. Ni somos ni seremos.
Todo nuestro vivir es emprestado.
Nada trajimos; nada llevaremos.
Antonio Machado
Empirical faith. We don’t exist, nor will we.
All we have in life is borrowed.
We came with nothing; we will leave with nothing.
Vertaling Paul Archer
Als levensmotto in een leven als wandeling, wandelend door het landschap, met voor je de horizon en achter je de horizon, hemel en aarde raken elkaar, kan de kunstenaar daar de vruchten van plukken: in deemoed en in oprechtheid wandelen, steeds nieuwe dimensies ontdekkend, steeds verder op een pad dat zich zo aan je voeten ontvouwt en dat pas achteraf misschien enige duiding kan krijgen. In een verhaal, in een gedicht, in een werk dat tijdens de reis ontstaat.

XXIX
Caminante, son tus huellas
el camino, y nada más;
caminante, no hay camino,
se hace camino al andar.
Al andar se hace camino,
y al volver la vista atrás
se ve la senda que nunca
se ha de volver a pisar.
Caminante, no hay camino,
sino estelas en la mar.
Antonio Machado
Wandelaar, je sporen
zijn de weg, en zij alleen;
Wandelaar, er is geen weg,
De weg ontstaat in het gaan.
Gaandeweg ontstaat de weg,
en als je omkijkt zie je het spoor dat
nooit meer betreden zal worden
Wandelaar, er is geen weg
slechts een schittering in de zee.
John Hacking
13 april 2025
